Geboren 19 juni 1789, Tecklenburg, Koninkrijk Pruissen
Overleden 12 juni 1858, Krakeel (Hoogeveen), wijk 6 nummer 1 (thuis)
Gehuwd 27 maart 1811, Hoogeveen (bekijk de akte)
Andere partner(s): Fenne Brunink
Kleermaker, verveener, kerkvoogd, grondeigenaar, speculant en grafdelver
Geboren 20 september 1786, Krakeel (Hoogeveen)
Overleden 20 januari 1840, Krakeel (Hoogeveen)
Gehuwd 27 maart 1811, Hoogeveen (bekijk de akte)
Ouders: Johan Walraad Carsten en Margjen Nienhuijs
Johann Heinrich Emanuel Prigge is voor 1811 vanuit zijn geboorteplaats Tecklenburg naar Hoogeveen getrokken. Dat kan te maken hebben gehad met de invoering van de 'conscriptie' in Westfalen, de algemene dienstplicht die daar werd ingevoerd door de Fransen van Napoleon en waartegen heftig geprotesteerd werd. Weliswaar trokken in die tijd veel meer mensen uit die streken naar de veengebieden in Nederland, maar dat betrof vooral laaggeschoolde veenarbeiders. Het beeld 'Die Hollandgänger' in Uelsen herinnert er aan. Voor een geschoolde beroepskracht als kleermaker was het minder gebruikelijk.
Kort na zijn huwelijk met Alida woonden ze, volgens een adresboek van Hoogeveen uit 1812, aan de Sloodt B381. Oudste zoon Johan Walraad was toen al geboren. Tweede zoon Johann Heinrich Emanuel is volgens een geboorteregister van de gemeente Hoogeveen geboren in september 1815 op adres Krakeel C-855, met de toevoeging Geb.in ''Huize Veenzicht ''. Dat huis was van vader en moeder Carsten, ook Alida was er geboren. Het huis bestaat niet meer, maar het bevond zich aan de 31e wijk in (nu) Hollandscheveld, tussen de 6e wijkweg en de rijksweg A37. Dat is hier.
Na het overlijden van vader en moeder Carsten in najaar 1814 zijn ze kennelijk verhuisd naar de ouderlijke woning van Alida. Alida's broer Hendrik Lambert woonde er toen ook nog, het huis was kennelijk groot genoeg. Op 19 juli 1816 lieten Johann en Hendrik Lambert via een publieke veiling roerende goederen verkopen. Potten, pannen, kasten, spiegels en gereedschappen wisselden van eigenaar, voor in totaal ruim 400 gulden. Het betrof waarschijnlijk de overbodig geworden boedel van vader en moeder Carsten.
Rond 1816 zijn er ook een aantal transacties in onroerend goed. Zo verkoopt Johann op 29 augustus aan zwager Hendrik Lambert ... een vierde aandeel in een boeren erve, gelegen te Swinderen gemeente Oosterhesselen, bestaande in een huis, hof, schuure en schaaphok gequoteerd No. 350, ... alsmede nog een vierde aandeel in een keuterijgien, insgelijk gelegen te Swinderen bestaande in een huis, hof en schuurtjen gequoteerd No. 351. Het wordt verkocht voor 2000 gulden. Vermoedelijk bezat Hendrik Lambert zelf al een vierde gedeelte, als onderdeel van de erfenis van zijn ouders.
Daags erna, op vrijdag 30 augustus 1816, is Johann terug bij notaris Witsenborg. Ditmaal koopt hij van timmerman Klaas Bouhuis een huis met hof en wat land voor 370 gulden. Dat huis en grond bevinden zich volgens het kadaster aan wat nu de Hoofdstraat is, in de buurt van de Bentincksdijk.
Op 21 september 1816 is er een openbare veiling waar samen met aangrenzende percelen worden verkocht: "Een huis en hof Veenzigt genaamd gequoteerd no. 855 staande en gelegen op Bentincks opgaande ten westen aan de een en dertigste wijke op 't Hogeveen". Hoogste bieder is scheepstimmerman Jakob Wams, de aanvaarding in mei 1817.
Volgens een andere akte is het pand op de grond van Klaas Bouhuis nog in 1816 nieuw gebouwd. Eind 1816 of begin 1817 zijn ze er gaan wonen. Waarschijnlijk is hij vanuit dit pand een kleermakerij begonnen. Maar op 22 januari 1818 is er in opdracht van Johann een openbare verkoop van veel stoffen. Het markeert misschien het einde van de kleermakerij omdat Johann zich meer moet bezighouden met het beheer van de veengronden. In latere aktes wordt hij soms kleermaker, maar meestal veenbaas, veeneigenaar of landbouwer genoemd. Ze zijn er wel blijven wonen. Volgens een hypothecaire akte uit 1823 werd het pand toen nog steeds bewoond door Johann en Alida. Het pand is terug te vinden in de gegevens van het kadaster uit 1828. Zie de fragmenten uit kadastergegevens hiernaast, het betreft dus de percelen 764 en 765. Het pand is inmiddels gesloopt en vervangen, de woning van Prigge in die tijd werd omschreven als een geheel houten gebouw. Ook bij de volkstelling in 1829 woonden ze er nog, het adres luidde toen de Huizen 888.
Op 8 juli 1830 is er een geldlening van Wessel Wessels Rundering uit Pesse ter grootte van 550 gulden, waarvoor ze o.m. een huis in hypotheek geven. "Een perceel ondergrond of heideveld uitmakende de zuidkant van de vijfde en de noordkant van de zesde wijke in het Bentings Hoofsdeel boven de een en dertigste wijke op Krakeel te Hoogeveen, met het daarop staande door den debiteur gebouwde Huis, te samen groot ongeveer twee en twintig bunder". Volgens dezelfde akte is de grond gekocht van zwager en broer Hendrik Lambert Carsten en zijn vrouw Margarethe. Het gaat mogelijk om stukken grond afkomstig uit de erfenis van wijlen Caspar Everhard Carsten, de oom van Alida. Dit nieuwe huis staat vlakbij haar ouderlijk huis 'Veenzigt', aan de andere kant van de 31e wijk, tussen de 5e en 6e wijk. Het is terug de vinden bij het kadaster op kaaart Hoogeveen, sectie E blad 3 uit 1832. Het betreft de percelen 305, 306, 307 en 307bis, het huis is al ingetekend.
Op 29 februari 1833 is het huis op een openbare veiling verkocht aan Frederik Vening, geneesheer en vroedmeester, voor 1.354,50 gulden. De veiling gebeurde in opdracht van procureur Gerrit Kniphorst die ter plaatse vertegenwoordigd werd door kantoorklerk Koendert Hagen. Het is niet helemaal duidelijk of deze veiling nodig was om de lening van de kinderen Bresser terug te betalen. Dat zou verklaren waarom Kniphorst zich liet vertegenwoordigen. Kniphorst was getrouwd met een Carsten en was net als notaris Witsenborg familie van Alida Carsten. Uit deze akte blijkt ook dat het huis in 1816, in het jaar van aankoop, nieuw gebouwd is. Kennelijk waren ze inmiddels naar het nieuwe huis aan de 31e wijk in Krakeel getrokken.
Na het overlijden van moeder Alida Carsten in 1840 ontstond er onenigheid tussen vader en zijn al volwassen zoons. De boedelscheidingsakte uit 1841 vermeldt een rechtszaak in Assen tussen vader en zoons. Tijdens dit familie-uitje trad vader op als eiser en de zoons als gedaagden. Waarschijnlijk ging het over het al dan niet verkopen van diverse stukken grond. Hoe moest anders de waarde bepaald worden van stukken grond die al vele jaren eerder verworven waren? Vader Johann, kennelijk speculerend op waardestijging, heeft die verkoop willen voorkomen via de rechtszaak. Dat is gelukt. Weer thuis in Krakeel verklaren zijn zoons zich in de boedelscheidingsakte akkoord met een verdeling van de grondstukken.
Johann was kerkvoogd in de in 1851 gebouwde hervormde kerk in Hollandscheveld. Via die functie kwam hij aan zijn aanstelling als grafdelver op de nieuw gestichte begraafplaats aldaar.
Waarschijnlijk voelde Johann zijn einde naderen. Op 21 mei 1858, twee maanden voor zijn overlijden, liet hij een testament opmaken. Volgens dat testament erfden zijn acht kinderen elk voor een achtste deel, maar behield Fenna Brunink het vruchtgebruik over de nalatenschap tot haar hertrouwen of tot haar overlijden. Johann was een eerdere rechtzaak nog niet vergeten, het testament bevat een mededeling aan zijn oudste zonen uit zijn 1e huwelijk. Hun deel van de nalatenschap gaat naar de andere zes kinderen wanneer ze het vruchtgebruik door Fenna aanvechten en uitbetaling eisen. Ze kiezen eieren voor hun geld. In het slot van de akte tot boedelscheiding van 9 november 1858 verklaren ze zich akkoord met het vruchtgebruik door Fenna. Johann's standpunt was begrijpelijk, want het jongste kind van Johann en Fenna, Elsje, was toen 3 jaar oud. Het betekende wel dat zijn oudste zoons de erfenis niet kregen, want Fenna overleefde hen beide.